Meezar Alali ondertekende vorige maand zijn persoonlijke Plan Inburgering en Participatie, ofwel PIP. Daarmee is hij de eerste in de regio Kromme Rijn Heuvelrug die gaat inburgeren in het nieuwe stelsel. De ondertekening was een feestelijk moment op het kantoor van de Regionale Sociale Dienst (RSD). Meezar sloot hiermee het eerste deel van het inburgeringsproces – de ‘brede intake’ – af. Inmiddels is hij begonnen met zijn taallessen bij Sagènn.

“Mijn vrouw Sanaa en onze twee kinderen, Mohammed van 10 jaar en Jana van 6 jaar, wonen sinds oktober 2020 in Nederland”, vertelt Meezar. “Vanuit Syrië zijn ze hierheen gegaan. Nu sluit ik me bij mijn gezin aan. Mijn vrouw en ik volgen allebei taallessen bij Sagènn. Zij heeft die taalschool eerder zelf gekozen in 2020, ik ben er voorgesteld door de gemeente. Het is fijn dat we nu samen meer kunnen leren over Nederland, het leven hier en de taal. Mijn kinderen gaan ook naar school en leren daar veel.”

In het PIP van Meezar staat dat hij de B1-route gaat volgen; een route voor nieuwkomers met een ‘hoge leerbaarheid’. “Het PIP is het sluitstuk van de brede intake”, legt Geeske Hoogendam uit. Als regisseur inburgering bij de RSD begeleidt ze Meezar tijdens zijn inburgeringstraject. “De brede intake is een serie gesprekken over onder andere opleiding, achtergrond en de gezinssituatie. Vervolgens nemen we een leerbaarheidstoets af, een soort diagnosetest om te bepalen op welk niveau iemand de Nederlandse taal kan leren. De B1-route is vooral bedoeld voor mensen die de taal waarschijnlijk goed kunnen leren.”

PIP als startsein

Met de ondertekening van het PIP start er voor Meezar een periode van maximaal drie jaar, waarin hij zijn inburgering kan afronden. De taallessen bevallen tot nu toe goed. “Ik heb in vier lessen al een aantal belangrijke Nederlandse woorden geleerd, zoals begroetingen”, vertelt Meezar. “Ik ben blij dat de lessen zijn begonnen. Ik heb in Syrië gewerkt als ingenieur en mijn vrouw als advocaat. In Nederland beginnen we opnieuw, liefst zo snel mogelijk. Misschien kunnen we uiteindelijk weer iets gaan doen in ons vakgebied, dat zou heel mooi zijn.”